Dit schreef ik in augustus 2011 - nooit gepubliceerd.


Ode aan mijn vakantiewerk

Naast een ingewikkeld studieverleden dat lastig uit te leggen is aan de mensen wier vakantie ik in de zomer begeleid (‘ja, alles is in het Engels en je woont op een campus en toch is het universitair’), is mijn vakantiebaan  dan weer erg lastig uit te leggen aan mijn ex-studiegenoten, ook wel bekend als mijn vrienden (‘nee, ik hoef niet zelf mee te fietsen en toch heb ik meer dan genoeg te doen’).
Als het me eindelijk gelukt is het concept te verklaren; dat ik ’s zomers kook voor groepen gezinnen die fietsvakantie houden, meestal in Frankrijk, daarnaast hun bagage vervoer in de grootste auto waar je nog met een klein rijbewijs in mag en om de dag een gele luifel opzet met haringen ter grootte van een forse hamer, is de reactie meestal als volgt: ‘Oh, interessant! En waarom doe je dat?’
Inderdaad, goede vraag. Begeleiden voor mijn fietsorganisatie is meestal heel erg leuk – maar toch zie ik er elk jaar een week voor vertrek nogal tegenop. Het is namelijk bekend dat op fietsreizen met mijn organisatie letterlijk alles kan gebeuren en dat het dat meestal ook doet. In de afgelopen vier jaar heb ik onder andere het volgende meegemaakt: een gereserveerde camping die toch echt niet gereserveerd bleek (vertel je deelnemers maar eens dat ze nog tien kilometer verder moeten fietsen naar de volgende camping), 48 uur non-stop regen in Noorwegen, besteld brood dat toch niet op de afgesproken plek lag (en 32 hongerige deelnemers), en een hoofdkok die na zeven dagen met een soort psychose gerepatrieerd moest worden.  
Voor iemand die het liefste zou weten wat ze over twee jaar en drie maanden als avondeten krijgt (want dan is dat maar vast geregeld), is het bestaan als reisbegeleider, waarbij  je kan plannen wat je wil, maar het toch net weer anders loopt, soms een flinke oefening in ‘rustig blijven en geloven dat het wel weer goed komt’. En ja, dat doet het altijd.
Ook afgelopen maand was ik weer twee weken en route en ik kan met trots het volgende aan mijn lijstje toevoegen: een storm die de luifel deed omslaan, een nadere kennismaking van het vrachtwagentje met zowel een Italiaans muurtje als een vangrail (ja ik reed), een tienjarige jongen met een hoofdwond (bloed, bloed en nog meer bloed) en een drie-uur-lange zoektocht naar een onvindbare camping in het centrum van Florence. Bovendien bleek mijn groep op de eerste kookdag naast een glutenallergist eveneens twee vegetariërs-die-ook-echt-geen-vis-eten te bevatten. (‘We hebben het wel doorgegeven bij de boeking, is dat niet doorgekomen?’ Eh, nee.) Mijn ‘makkelijke maaltijd voor de eerste dag’ moest derhalve op vier in plaats van twee gaspitten bereid worden, met een aansteker waarvan ik de werking nog niet begreep (ja, blond) en een pakje lucifers dat praktisch leeg bleek te zijn. Dat het eten die avond uiteindelijk op tijd op tafel kwam mag een wonder heten en het resulteerde in stresslevel 8 aan mijn kant. Toen ik na het toetje en de afwas nog even een rondje over de camping maakte en me realiseerde dat ik dit kunstje nog twaalf keer moest herhalen, stelde ik me dezelfde vraag als mijn vrienden doorgaans doen: ‘waarom doe ik dit eigenlijk’?
Maar ach, dat zijn slechts momenten. Want elk jaar vindt er voor mij, meestal binnen een dag of anderhalf, het grote mirakel plaats. De eerste verplaatsing is achter de rug, de gele luifel staat fier op de nieuwe camping, de volwassenen fietsen bezweet binnen met verhalen over die enige pittige heuvel en pakken dankbaar een glas bouillon aan, de kinderen vallen aan op zowel de bakken met chips als op de kinderbegeleider. Een uurtje later sta ik ‘mijn’ supersimpele doch voedzame courgettesoep te bereiden, terwijl wat hulpvaardige ouders ingrediënten voor de pilav aan het snijden zijn. De kinderen zijn inmiddels aan het kaarten met de kinderbegeleider, die onder ouderlijke druk het bekende studentenspel ‘klootzakken’ vernoemd heeft tot ‘olifanten’. De kinderen protesteren, maar zijn na vijf minuten de oude naam gelukkig vergeten.
Af en toe barst onze jongste deelnemer uit in ‘Hamburgers met Korting’, AH-reclametekst en ons lijflied van deze vakantie, en alle kinderen vallen in, terwijl de volwassen elkaar meewarig maar glimlachend aankijken. Ik vis mijn staafmixer uit het duizend-en-een-dingen-krat en het enige dilemma dat in mijn hoofd opkomt, is de vraag of ik de groep morgen of overmorgen met chocoladefondue zal verrassen.
En dat is dus waarom ik de leukste vakantiebaan heb die er bestaat.


Cycletours, ik ga je missen dit jaar...

Comments

Post a Comment