Voor wie zich afvraagt wat ik ’s hemelsnaam nog op de universiteit doe OF hoe Paula studeren zat is OF arme studievägledare
”Hou je van Nederlandse koekjes?”, vraag ik de studievägledare, wiens kantoor ik voor
de zoveelste keer dit jaar ben binnengelopen. Hij kijkt me enigszins verbaasd
aan en zegt dan grijnzend dat hij geen geschenken van studenten aan mag nemen. Ik
zeg dat ik het snap, maar dat ik hem toch op een of andere manier moet kunnen
bedanken voor al zijn gedoe met mij. Ik zou mijzelf namelijk zo langzamerhand
als “moeilijk geval” bestempelen.
Het probleem? Ik doe een bachelor (theologie) NA een master
(religiewetenschappen) en een andere BA (Liberal Arts & Sciences in
Nederland). Ik raad het niemand aan.
Een jaar geleden klopte ik voor het eerst bij de studievägledare aan en vroeg hem hoeveel en welke vakken ik nog moest volgen voor een “teol. kand”, zoals dat hier heet. Hij vroeg me langs te komen en zei toen “tjonge, daar moest ik wel even voor gaan zitten”. Maar hij had netjes alle vrije ruimtes, vrijstellingen en dergelijke berekend en kwam met een schema van alle openstaande vakken. Ik bedankte hem en maakte een planning. Ik zag echter een ding over het hoofd: als je een vak niet haalt (bijvoorbeeld omdat 150% studeren en ook nog werken iets te veel gevraagd is), kan het gebeuren dat je een gerelateerd vak het semester daarna niet mag doen, omdat je niet aan de ingangseisen voldoet. Als dat vak dan ook maar een keer per jaar wordt gegeven, loop je al gauw studievertraging op.
Na een lange mailconversatie deze zomer werd besloten dat ik “toch maar wel” een bachelorscriptie mocht schrijven deze herfst, al had ik eigenlijk in geen enkel theologische discipline genoeg punten gehaald vanwege dat ene gemiste vak. Het feit dat ik al eerder een masterscriptie had geschreven bleek uiteindelijk de regels in mijn voordeel te kunnen buigen. Ik kon dan wel alleen maar over een onderwerp in dezelfde richting als mijn master schrijven. Dientengevolge moest ik nog 15 extra punten in Bibelvetenskap halen en dat bleek maar op een manier mogelijk: door dit semester een vak Hebreeuws te doen.
Dat leek me eigenlijk wel leuk. Vijf jaar geleden leerde ik tenslotte ook al Hebreeuws, voor mijn masterprogramma. Op afstand, aan de universiteit van Kopenhagen. We hadden onze lessen via Skype en voor mijn tentamen nam ik de trein. En het ging in een belachelijk snel tempo, maar in 10 ECTS leerde ik “ongeveer” de grammatica en kon met wat hulp Deuteronomium lezen. Maar goed, het meeste daarvan ben ik inmiddels vergeten. Ik plande dus om naar de eerste les in Lund te gaan om niet van de deelnemerslijst te worden gegooid, om vervolgens steeds een paar weken later weer eens op te duiken, en te zien of ik het nog snapte. Zodra dat niet meer het geval zou zijn, zou ik weer gezellige mee gaan doen. Lekker met taal puzzelen en dit keer in een echt klaslokaal - tof toch?
Tja, wat zullen we zeggen. Na anderhalf uur Hebreeuws in bachelortempo (ja inderdaad, ik voel mij hier blijkbaar zeer boven verheven sorry) hebben we precies twee letters geleerd en heeft de docent een half uur gespendeerd aan het uitleggen dat een taal leren ECHT iets anders is dan een gewoon vak, en dat er constant gestudeerd moet worden. Zucht. Het ergste echter: hij vertelt vrolijk dat het vak tegenwoordig een aanwezigheidsplicht van 80% heeft, omdat er zoveel mensen zakten. Nog 28 lessen in dit tempo, over iets wat ik eigenlijk al kan. Dat wordt weer een wandelingetje naar kantoor B116.
Een jaar geleden klopte ik voor het eerst bij de studievägledare aan en vroeg hem hoeveel en welke vakken ik nog moest volgen voor een “teol. kand”, zoals dat hier heet. Hij vroeg me langs te komen en zei toen “tjonge, daar moest ik wel even voor gaan zitten”. Maar hij had netjes alle vrije ruimtes, vrijstellingen en dergelijke berekend en kwam met een schema van alle openstaande vakken. Ik bedankte hem en maakte een planning. Ik zag echter een ding over het hoofd: als je een vak niet haalt (bijvoorbeeld omdat 150% studeren en ook nog werken iets te veel gevraagd is), kan het gebeuren dat je een gerelateerd vak het semester daarna niet mag doen, omdat je niet aan de ingangseisen voldoet. Als dat vak dan ook maar een keer per jaar wordt gegeven, loop je al gauw studievertraging op.
Na een lange mailconversatie deze zomer werd besloten dat ik “toch maar wel” een bachelorscriptie mocht schrijven deze herfst, al had ik eigenlijk in geen enkel theologische discipline genoeg punten gehaald vanwege dat ene gemiste vak. Het feit dat ik al eerder een masterscriptie had geschreven bleek uiteindelijk de regels in mijn voordeel te kunnen buigen. Ik kon dan wel alleen maar over een onderwerp in dezelfde richting als mijn master schrijven. Dientengevolge moest ik nog 15 extra punten in Bibelvetenskap halen en dat bleek maar op een manier mogelijk: door dit semester een vak Hebreeuws te doen.
Dat leek me eigenlijk wel leuk. Vijf jaar geleden leerde ik tenslotte ook al Hebreeuws, voor mijn masterprogramma. Op afstand, aan de universiteit van Kopenhagen. We hadden onze lessen via Skype en voor mijn tentamen nam ik de trein. En het ging in een belachelijk snel tempo, maar in 10 ECTS leerde ik “ongeveer” de grammatica en kon met wat hulp Deuteronomium lezen. Maar goed, het meeste daarvan ben ik inmiddels vergeten. Ik plande dus om naar de eerste les in Lund te gaan om niet van de deelnemerslijst te worden gegooid, om vervolgens steeds een paar weken later weer eens op te duiken, en te zien of ik het nog snapte. Zodra dat niet meer het geval zou zijn, zou ik weer gezellige mee gaan doen. Lekker met taal puzzelen en dit keer in een echt klaslokaal - tof toch?
Tja, wat zullen we zeggen. Na anderhalf uur Hebreeuws in bachelortempo (ja inderdaad, ik voel mij hier blijkbaar zeer boven verheven sorry) hebben we precies twee letters geleerd en heeft de docent een half uur gespendeerd aan het uitleggen dat een taal leren ECHT iets anders is dan een gewoon vak, en dat er constant gestudeerd moet worden. Zucht. Het ergste echter: hij vertelt vrolijk dat het vak tegenwoordig een aanwezigheidsplicht van 80% heeft, omdat er zoveel mensen zakten. Nog 28 lessen in dit tempo, over iets wat ik eigenlijk al kan. Dat wordt weer een wandelingetje naar kantoor B116.
“Moet je dat vak dan uberhaupt wel doen?,” vraagt de
studievägledare. Maar hij ontdekt al gauw dat er inderdaad geen andere optie is. Een vrijstelling kan ik ook niet krijgen, omdat het vak van
Kopenhagen 5 punten kleiner is “al had dat waarschijnlijk meer inhoud dan dit vak". Hij belooft me met zijn baas te praten of er een uitzondering gemaakt kan worden voor de aanwezigheidsplicht. Dat moet wel lukken, denkt hij.
Ik bedank hem, niet voor het eerst.
Ik bedank hem, niet voor het eerst.
“Volgende keer neem ik stroopwafels voor je mee, oke?” zeg
ik tegen hem. “Maak je geen zorgen, ik importeer ze met
vijf pakjes tegelijk en het kost bijna niets.” Hij antwoordt dat ik er wel een
handeltje in kan beginnen.
Mocht ik die BA Theologie nooit halen, dan is dan inderdaad wel een goede optie.
Mocht ik die BA Theologie nooit halen, dan is dan inderdaad wel een goede optie.
Comments
Post a Comment