Tengo que machaco un momento. (Het is nodig dat ik even klaag.)

-          Spanjaarden zijn niet milieu- of diervriendelijk. Behalve dat ze vegetariërs maar vreemd vinden en zich amuseren tijdens een voorstelling waarin zes zielige stieren de marteldood sterven (zie onder), hebben ze nog niet echt gehoord van het idee ‘boodschappentas’. De supermarkt bij mij om de hoek heet El Árbol (De Boom) en dat schiep verwachtingen wat betreft milieuvriendelijkheid. Tevergeefs. De kassajuffrouw heeft op haar counter een grote stapel plastic tasjes liggen, en zij zorgt ervoor dat je boodschappen daarin belanden. Om deze automatische handeling te voorkomen moet je vooral heel duidelijk zeggen dat je no bolsa wilt, en dat kan verbaasde blikken opleveren. Zelfs als je, zoals ik gisteren, alleen een stokbrood en een grote fles water (die toch niet in zo’n tasje past) koopt. Natuurlijk staat er op de tasjes wel een oproep tot hergebruik, maar ik heb nog niemand in de supermercado gezien die daaraan deed.
-          Zoals een enkeling bekend mag zijn, houdt mijn motivatie om geen vlees te eten weinig verband met het ‘o-het-is-zo-zielig-om-lieve-koetjes-te-verorberen’-argument. Behalve dat ik gek op katten ben, heb ik gewoon niet zoveel met dieren. Ik hoorde dus niet bij de die-hard tegenstanders van het stierenvechten. Toen de docente van de cultuurlessen dinsdag vertelde dat we het een uur lang over Spanjes nationale ‘sport’ gingen hebben, besloot ik zelfs met een open blik te luisteren: wie weet zou het iets kunstzinnigs hebben? Misschien werd ik wel fan? No, señor, no. De sport stierenvechten staat voor het volgende: jonge Spaanse macho’s die in vrouwelijke pakjes stoer lopen te doen, een (reeds gewonde!) stier opjagen en pesten en ‘m binnen een half uur over de kling jagen, om dit hele ritueel daarna nog vijf keer te herhalen. Het publiek zit in mooie kleren te kijken, maar jouwt de torero wel uit als ‘ie de stier niet met een goede zwaardsteek afmaakt. Na een lijdensweg van twintig minuten is het namelijk wel heel zielig als het beest nog een minuut langer moet lijden. Los hypócritas. Vergeet niet: dit hele schouwspel vindt plaats voor het avondeten. Het enige positieve wat ik kan bedenken, is dat de stier niet geheel voor niets sterft: werkelijk alle onderdelen worden verwerkt en in de winkel verkocht.  Het schijnt alleen niet erg lekker vlees te zijn.
-          Het water uit de kraan hier is niet lekker. Je krijgt er niets van, maar het heeft een chloorachtige bijsmaak en is soms wat gelig door de leidingen. Dat wil zeggen dat ik elke drie dagen loop te sjouwen met een vijfliterfles water. En dat is gedoe.
-          Die flessen kan ik natuurlijk niet meenemen in mijn fietstassen, want ik heb hier geen fiets. En hoewel ik al geheel gewend ben aan minstens een uur lopen per dag, blijf ik mijn stalen ros af en toe missen. Salamanca loopt, naar Spaanse maatstaven, trouwens wel absoluut voorop wat fietsen betreft: het heeft meerdere fietspaden aangelegd (alleen niet in het centrum) en op enkele plaatsen staan ‘openbare fietsen’ die je ter plekke kunt huren.
-          El tiempo is hier bepaald onvoorspelbaar. Eenieder die denkt dat ik hier vijf weken lang in minirokjes  korte broeken heb gelopen, heeft ’t mis. Het is hier ’s ochtends soms erg fris (logisch, we zitten op 800 meter hoogte), de eerste week onweerde het elke middag en afgelopen week was het gemiddeld 20 graden. Dat vind ik op zich een prima temperatuur, maar het is wat jammer dat zodra de zon erdoor komt, de gevoelstemperatuur met tien graden omhoogschiet. Passende kleding kiezen is dus niet heel makkelijk.
-          De Spanjaarden kunnen gewoon niet gezond eten. De tapas zijn lekker (maar vet) het brood is best smakelijk  (maar zoet) en deze twee kenmerken van het Spaanse eten  komen ultiem samen in de beruchte churros con chocolate, die ik afgelopen week voor het eerst heb geprobeerd. Churros zijn gewoon lange slierten slecht gefrituurd deeg, wat wil zeggen dat je ze enigszins kunt uitknijpen. Ze ruiken naar oliebollen, maar zijn veel saaier, want ze hebben geen sukade, rozijnen of appel als inhoud. Deze doop je natuurlijk in de chocolate, een dikke, mierzoete chocoladesaus. Het klonk op voorhand als de hemel op aarde voor een vrouw, maar ik vond het eigenlijk helemaal niet zo lekker.
-          Ze spreken hier nog altijd gewoon Spaans. En ondanks vier weken cursus begrijp ik daar soms geen flauta van. Bwuh.
-          Tenslotte: af en toe willen ze me hier nog wel eens herinneren aan een bepaalde wedstrijd in Zuid-Afrika, krap een jaar geleden. En zelfs voor een niet-voetbalfan is dat wat pijnlijk…
Tjonge, wat vervelend allemaal. Ik zou toch bijna zin krijgen weer naar Nederland te gaan. Bijna. ;-)

Comments