Terugblikkend - schoonmaken deel 1

Op een woensdag eind augustus stuurt mijn moeder me een mail. Hoe het gaat, vraagt ze, en of ik het allemaal een beetje volhoud. Zo’n schoonmaakbaantje is vast hard aanpoten en dan ook nog in zo’n vreemde omgeving, nounou. Ik moet lachen. Over mijn uitzendwerk valt veel te zeggen, maar niet dat ik erg word afgebeuld. Sterker nog, het eenweekse schoonmaakbaantje dat ik vlak voor het weekend vond was één van de plekken waar ik met de minste inspanning relatief het meeste geld heb verdiend. (En dat is niet alleen omdat het salaris hoger lag dan bij mijn receptiebaan.)
                Ik werk hier halve dagen, van negen tot één. Mijn enige collega en leidinggevende is, hoe stereotyp, een vriendelijke allochtoon van rond de veertig, die me op maandag als eerste vraagt of ik misschien zin heb in wat te drinken. Ik antwoord dat ik liever eerst wat werk verricht. Dit lijkt hij maar een vreemd antwoord te vinden. Toch beginnen we die dag netjes om negen uur, net als de andere dagen. We maken wat toiletten schoon en zwabberen vloeren (de hendel waarmee je  de ‘dweil-uitknijper’ kunt bedienen is intussen mijn favoriete speeltje, je kunt er al je krachten op uitoefenen en zien hoeveel water je er uit kunt persen), maar om tien uur is het echt wel tijd om pauze te houden. Die duurt soms tien minuten, maar vaak ook wel twintig of nog langer. In die tijd klets ik wat met mijn collega. Die heeft mijn hulp nodig omdat hij zelf herstellende is van een rugblessure en dat verbaast me niets. Hij is begonnen met schoonmaken toen hij vanuit Marokko naar Nederland kwam en dat is een kleine twintig jaar geleden. Ik voel na een halve dag (met veel pauze) schoonmaken mijn rug al – nee, ik heb geen rugpijn, maar ik voel wel dat ik ‘m gebruikt heb en waarschijnlijk niet geheel op de goede manier. Hoe zou dat zijn na twintig jaar fulltime schoonmaken?
                Mijn collega en ik praten ook over serieuzer zaken. Hij is een overtuigd moslim en maakt halverwege de week duidelijk niet zoveel op te hebben met de mondige moslima’s die menen dat Allah hoofddoeken niet zo belangrijk vindt. Volgens hem hoort een hoofddoek bij de Islam. Ik besluit er maar niet op in te gaan; is het nu echt zo erg als hij dat vindt? Ik hoop wel dat hij zijn dochter later de keus laat.  Zelf leg ik hem het verschil tussen katholieken en protestanten uit, wat hem zo te horen niet al teveel zegt. Een teken dat hij goed ingeburgerd is, vind ik. Ik kauw intussen vast een boterhammetje weg – zo onopvallend mogelijk, vanwege de ramadan.
                We vervolgen onze weg door het gebouw, doen nog wat toiletten, een paar badkamers, wasbakken op de kamers en meer vloeren. (Zwabberen blijft favoriet.) Om twaalf uur is het weer pauze en verdwijnt mijn collega om het eerste half uur niet terug te komen. Waar hij precies heen is blijft een raadsel, maar ik zet mijn geld op bidden, dan wel het ophalen van zijn kinderen. In elk geval, hoe ik ook aandring, het is niet de bedoeling dat ik tijdens zijn afwezigheid (die ook wel eens drie kwartier duurt) aan het werk blijf. Dus ga ik in de troosteloze hal een boekje zitten lezen en eet ik maar weer een boterhammetje. Het laatst kwartier doen we nog een stuk van de gang en ruimen we de schoonmaakkar op. Stipt om een uur kan ik richting de bushalte vertrekken. Hopla, weer geld verdiend. Had ik al verteld dat ook mijn reiskosten vergoed worden?

Comments